Soms hoeft er maar een klein dingetje te gebeuren om je weer terug te voeren naar een bepaald moment in de tijd. Een woord, een liedje, bepaald eten of een bepaalde geur. Je ervaart dezelfde emoties als destijds en bent soms ietwat van slag na zo’n herinnering.
Zo heb ik dit met pure alcohol. De pure alcohol die ze in het ziekenhuis gebruiken om te ontsmetten. Als ik dit ruik, dan ben ik weer terug in juli 2012. De kraamtijd van mijn oudste kindje. Ik voel me blij, maar ook een beetje bang. Verdrietig om alles wat er gebeurde.
Na een zware zwangerschap, zowel lichamelijk en mentaal, was na een bevalling die uitdraaide op een spoedkeizersnede, ons mannetje daar. Ons prachtig kleine wondertje. Want, oh, wat hadden we lang op hem gewacht. Wat was (en is) het een wondertje. Onze liefde samengebracht tot een klein hoopje mens.
In 2012 deden ze nog geen zogeheten ‘gentle sectio’ en werd ons mannetje redelijk vlot van de operatiekamer weggehaald. Ik zag hem na een klein uurtje weer, aangekleed en gewassen. Verschrikkelijk vond ik dit.
Eenmaal terug op de kamer, moest manlief naar huis. Mij en onze pasgeborene achterlatend. Ik was tot niets in staat, dus moest de verpleegkundigen bellen als er wat was.
Nou en dát was er. Ons ukkepukje bleef maar huilen en kreunen. Ik dacht eerst dat hij last had van de keizersnede. Hij had het immers niet meer prettig in mijn buik. Een verpleegkundige dacht hier anders over. De kinderarts werd opgeroepen.
Voor ik het wist lag mijn kleine ukkepukje aan allerlei toeters en bellen op de ic van de couveuse-afdeling. Het ging niet goed met hem. Ze hadden geen idee wat er was, maar dat hij goed ziek was, dat was duidelijk. Ik ben uiteindelijk in slaap gedoezeld. Van slag, en compleet gesloopt van de bevalling en alle emoties. Na 3 uurtjes werd ik wakker.
Ik deed de televisie aan, daar kon ik ons ukkepukje op zien. Ik kon immers nog niet lopen door de toegediende ruggenprik. Het beeld dat ik toen zag zal me altijd bijblijven. Dat is de grondlegger geweest van mijn PTSS.
Mijn kleine mannetje spuugt bloed. Grote golven rood en zwart bloed komen er uit zijn kleine lijfje. Om zijn bedje staat zo’n 10 man aan dokters en verpleging. Met pompjes, naalden, infuus, etc. Ik dacht dat hij dood ging.
Doodsangsten stond ik uit. Letterlijk. Ik was bang dat ik mijn prachtige kleine mannetje al moest laten gaan. Dat hij het niet ging redden. Ik wou naar hem toe, maar kon niet lopen. Ik was compleet in paniek. Huilen, schreeuwen. Totdat de verpleging kwam en de kinderafdeling heeft gebeld. Hij zou er wel weer bovenop komen was de boodschap. Ik was ietwat gerustgesteld.
Na vele onderzoeken bleek hij besmet te zijn met de GBS bacterie. Hierdoor had hij meningitis gekregen. Doodziek was hij. Een op de vijf van deze ukjes overlijden hier aan. Godzijdank ons ukkepukje niet. Wat was hij sterkt. Wat was hij dapper. Een klein vechtertje. Wat waren we trots toen hij uit de couveuse mocht.
Alle dagen zaten we bij hem. Dag en nacht. Onze handen constant ontsmettend met alcohol voordat we hem aanraakten. Verpleegkundigen negerend die zeiden dat ik nachts niet op de afdeling mocht blijven. De angst weg drukken. Niet aan het ergste scenario denken. De dood… Nee, hij gaat het redden. Huilen, lachen. Trots en bang. Ons kleine mannetje, alsjeblieft doe je best. Vecht!
Het is een flink traject geweest, met vele nare onderzoeken, maar na twee weken mochten we hem mee naar huis nemen. Eindelijk! wat waren we blij. De vlag hing uit. Voor mijn gevoel was ik toen écht moeder. Hij lag in zijn eigen wiegje, op onze kamer. We konden met hem wandelen zonder rekening te houden met alle infusen en draadjes.
Wat wás het wennen. Maar wat was het fijn om ons kindje eindelijk thuis te hebben. Om te kunnen knuffelen zonder het toeziend oog van een dokter of verpleegkundige. Om hem gewoon te kunnen pakken, zonder de draadjes. Om hem mee te nemen naar buiten. Gewoon te doen waar we zin in hadden.
En nu wordt hij al bijna vier. Maar zodra ik de ziekenhuis alcohol ruik, ben ik terug in 2012. Terug in het ziekenhuis aan het bedje van mijn oudste. Ik voel de doodsangst. Gaat hij het redden? De trots, dit is míjn zoon. Maar ook de vechtlust. Ik ga knokken voor mijn kind, wat er ook gebeurd!